Vanwege de uitzonderlijke kwaliteit vuursteen was de vuursteenmijn van Rijckholt van belang voor grote delen van prehistorisch noordelijk Europa. Na lange tijd van exploitatie raakte de vuursteenmijn in vergetelheid. Duizenden jaren lang bleef het stil en lag ze verborgen in het Savelsbos.
Dat veranderde in 1881. Toen reisde de Belgische onderzoeker en archeoloog Marcel De Puydt (1855-1940) per trein van Luik naar Maastricht en merkte dat het landschap aan de rechterkant van de spoorlijn tussen Eijsden en Gronsveld een terrein vormde dat overeenkwam met een aantal vindplaatsen van prehistorische materialen in de provincie Luik en Namen. Hij besloot om op onderzoek te gaan en vond op de velden van het plateau van St. Geertruid een groot aantal stukken vuursteen die door mensenhanden bewerkt waren.
In 1887 ontdekte hij in het bos, dat grensde aan de velden, een ovaal komvormig terrein van 54 m bij 37 m dat een dikke laag (1-1.5 m diep) vuursteen bevatte in diverse stadia van bewerking. Hij noemde dit terrein, dat voor de hedendaagse ingang van de vuursteenmijn ligt, “Grand Atelier De Puydt”.
Pas in 1924 kwam er belangstelling vanuit Nederland voor de prehistorische vondsten in het Savelsbos. Professor van Giffen van de universiteit van Groningen verichtte enkele opgravingen langs “de Schone Grub”, een droogdal in het Savelsbos nabij de vuursteenmijn. Geholpen door o.a. de Dominicaner paters, die in het klooster bij de kerk van Rijckholt woonden, werd er in “de Schone Grub” en bij het “het Grand Atelier” onderzoek gedaan en vele prehistorische voorwerpen, van vuursteen en hertshoorn, gevonden.
Uitgraven van de vuursteenmijn
In 1964 werd het onderzoek weer opgepakt door professor Waterbolk van de universiteit van Groningen. Bij het graven van een proefsleuf op het plateau stuitte hij op enkele ondiepe nissen, die mogelijk mijnschachten konden zijn. Om dit aan te tonen werd er besloten om een verkenningsgang dwars door het gebied te “drijven” om van daaruit gangenstelsels te onderzoeken.
Voor het drijven van de gang werd een groep vrijwilligers geformeerd uit de Limburgse Afdeling van de Nederlandse Geologie vereniging, waarvan een groot deel van de leden mijnkundige ervaring had opgedaan in de kolenmijnen van Limburg.
Gedurende 1964-1972 werd door deze groep vrijwilligers onder leiding van de gebroeders Felder een 150m lange verkenningsgang gegraven waarbij 76 geheel of gedeeltelijke prehistorische mijnen werden uitgegraven. Na 1972 werd de verkenningsgang verbreed en met betonblokken versterkt om zo de prehistorische mijn toegankelijk te maken voor het publiek.
Overname beheer door Stichting Ir. D.C. van Schaik
In 2017 besloot de toenmalige eigenaar van de mijn, Staatsbosbeheer, de prehistorische vuursteenmijn te sluiten voor het publiek. Hierop kwam de Stichting ir. D.C. van Schaik in actie. Deze organisatie, die zich bezighoudt met het beheer, onderhoud en onderzoek van onderaardse kalkgroeven, zag het grote historische belang van dit eerste industriële monument van Nederland en nam de exploitatie van Staatsbosbeheer over. Met een groep enthousiaste vrijwilligers verzorgen zij tot op de dag van vandaag excursies naar de vuursteenmijn.
In 2020-2021 werd onder leiding van het RCE een grootschalige consolidatie project van de vuursteenmijn uitgevoerd. Tijdens dit 2-jarig project werden er o.a. nieuwe bezoekersgangen gegraven naar volledig onaangetast prehistorisch landschap. In de jaren 2021-2023 werd met behulp een groep vrijwilligers de renovatie ter hand genomen en werd de vuursteenmijn in een geheel nieuw jasje gestoken en weer voor de toekomst bestendig gemaakt.